Prinsjesdag 2025: de belangrijkste wijzigingen voor werkgevers

Ook werkgevers merken de gevolgen van het Belastingplan 2026. Zo wordt er in 2027 een strafheffing van 12% geïntroduceerd voor niet-elektrische auto's. Daarnaast was al bekend dat er met de Wet VBAR meer duidelijkheid komt over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Benieuwd wat de veranderingen voor jou als ondernemer betekenen? We zetten de belangrijkste aandachtspunten op een rij.

Werkgevers

Eindheffing auto's fossiele brandstof per 1 januari 2027

Het kabinet wil het gebruik van niet-volledig elektrische auto's ontmoedigen. Daarom wordt een nieuwe pseudo-eindheffing in de loonbelasting ingevoerd voor personenauto's die niet volledig CO2-vrij zijn. De regeling geldt dus ook voor hybride auto's. Voor bestelauto's geldt deze regeling niet. De pseudo-eindheffing bedraagt 12% over de catalogusprijs, tenzij de auto ouder is dan 25 jaar. In dat geval geldt 12% over de waarde in het economische verkeer. 

Het gaat om personenauto's die aan werknemers ter beschikking staan voor privédoeleinden, waaronder woon-werkverkeer. Let op: dit is anders dan bij de regeling voor de bijtelling privégebruik. 

De regeling gaat in per 1 januari 2027 en kent een overgangsperiode. Personenauto’s die vóór 1 januari 2027 aan een werknemer ter beschikking zijn gesteld, zijn vrijgesteld van de heffing tot 17 september 2030 – een overgangsperiode van vijf jaar. Omdat veel leasecontracten vijf jaar lopen, is het zaak tijdig te anticiperen. De overgangsregeling geldt per auto en vervalt dus niet bij een wisseling van bestuurder.  

Bijtelling elektrische auto vanaf 1 januari 2026

Vanaf 1 januari 2026 geldt voor alle (bestel)auto's die vanaf die datum voor het eerst zijn toegelaten en aan een werknemer ter beschikking worden gesteld, een bijtelling van 22% van de cataloguswaarde. Het onderscheid tussen de verschillende soorten auto’s vervalt hiermee. 

Fiets van de zaak

Als een werkgever een fiets ter beschikking stelt aan een werknemer geldt een fiscale bijtelling van 7%. De bijtelling is van toepassing als de fiets ook voor woon-werkverkeer beschikbaar is. Ter verduidelijking is voorgesteld dat er geen bijtelling geldt wanneer de fiets niet bij de woning van de werknemer wordt gestald.

Bijzonder is dat deze bepaling terugwerkt tot 1 januari 2020. Is in het verleden bijtelling toegepast voor een fiets die niet thuis werd gestald? Dan kan dit mogelijk nog worden gecorrigeerd.

RVU: drempelvrijstelling verlengd en eindheffing omhoog

De drempelvrijstelling voor de regeling vervroegde uittreding (RVU) wordt verruimd en het eindheffingstarief verhoogd. De verruiming gebeurt op twee manieren: 

  1. Het maandelijkse bedrag van de drempelvrijstelling wordt in 2026 verhoogd met € 300. Dit betekent dat de drempelvrijstelling in 2026 bestaat uit € 2.273 (de reguliere vrijstelling) plus € 300. Beide bedragen worden jaarlijks aangepast.
  2. De regeling wordt structureel. De oorspronkelijke einddatum van 31 december 2025 vervalt. 

Het eindheffingstarief wordt de komende drie jaar stapsgewijs verhoogd van nu 52% naar 57,7% in 2026 en uiteindelijk 65% in 2028.

Vergoeding extraterritoriale kosten

Voor werknemers die naar Nederland komen, kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de 30%-regeling. Alternatief hiervoor is het vergoeden van de daadwerkelijke extraterritoriale kosten. Deze laatste mogelijkheid wordt beperkt. Niet meer onbelast vergoed of verstrekt kunnen worden:

  • Uitgaven voor levensonderhoud
  • Extra gesprekskosten (telefoonkosten) voor privédoeleinden naar het land van herkomst

Wijziging belastingheffing bij lucratieve belangen

Wanneer een werknemer een lucratief belang heeft, geldt als uitgangspunt dat het gehele voordeel dat hiermee wordt verkregen, belast is in box 1 op basis van het normale schijventarief (maximaal 49,5%). Een lucratief belang dat via een BV wordt gehouden, kan in box 2 worden belast tegen 24,5%/31%, mits aan de doorstootregeling wordt voldaan.

Per 1 januari 2026 wordt een lucratief in box 2 hoger belast. Door middel van een multiplier gaat het effectieve tarief naar 28,45%/36%. Hiermee wordt het belastingtarief gelijkgetrokken met het tarief in box 3. Daarnaast wordt bij een sfeerovergang van box 3 naar box 2 een eventuele waardestijging als resultaat uit overige werkzaamheden belast in box 1. 

Meer uitleg vind je in ons eerdere bericht: Lucratiefbelangregeling wijzigt per 2026: hogere heffing op 'sweet equity'.

Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties

Na de opheffing van het handhavingsmoratorium is in alle sectoren opnieuw discussie ontstaan over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Hoewel voor 2025 een zachte landing is aangekondigd, wordt er nu al volop discussie gevoerd met de Belastingdienst en zijn ook al enkele controles gestart. 

Daarnaast wordt in Den Haag al lange tijd gewerkt aan nieuwe wetgeving en is het de bedoeling dat met ingang van 1 juli 2026 de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR) in werking zal treden. Hiermee moet meer duidelijkheid komen over de kwalificatie van een arbeidsrelatie.

De hoofdgedachte van dit wetsvoorstel is dat twee elementen tegen elkaar moeten worden afgewogen:

  • Is er sprake van werkinhoudelijke dan wel organisatorische aansturing?
  • Wordt er voor eigen rekening en risico gewerkt?

Beide elementen zijn verder uitgewerkt in het concept-Besluit verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie dat recent ter consultatie is gepubliceerd. Zowel de nieuwe Wet als dit Besluit codificeren een deel van de rechtspraak. Als beide elementen aanwezig zijn, moet worden afgewogen welk element de doorslag geeft. 

Hoewel er wat ons betreft dus niet veel veranderd door de invoering van de wet VBAR is en blijft het van groot belang om alle arbeidsrelaties die u heeft zonder arbeidsovereenkomst onder de loep te nemen en te bezien of deze onder de huidige wetgeving en onder VBAR kunnen worden gehandhaafd. Hierbij is van groot belang dat niet de gemaakte afspraken, maar de feitelijke uitvoering de doorslag geeft. 

Indien er sprake is van een dienstbetrekking, dan kan dat voor de periode vanaf 1 januari 2025 leiden tot naheffingsaanslagen loonheffingen (loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en ZVW-premie). Daarnaast kan dit ook tot arbeidsrechtelijke discussies leiden en een discussie opleveren over het pensioen. 

Voor de volledigheid merken wij op dat met de wet VBAR ook een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst wordt ingevoerd als je € 36 of minder per uur betaalt. Belangrijk hierbij is dat alleen een werknemer een beroep kan doen op dit rechtsvermoeden en niet de Belastingdienst. 

Hoewel opnieuw wordt geprobeerd meer duidelijkheid te scheppen over de kwalificatie van arbeidsrelaties is ons gevoel dat dit met deze wetgeving opnieuw niet lukt. Wat echt zou helpen is een duidelijk standpunt vanuit de overheid over een aantal specifieke arbeidsrelaties (zoals in de zorg), dan wel nieuwe wetgeving waarbij veel meer keuzevrijheid wordt gegeven. Gebeurt dit niet, dan kan wat ons betreft het wetsvoorstel beter worden ingetrokken, zodat de rechtspraak duidelijkheid kan scheppen. 

Wijzigingen minimumjeugdloon per 2027

Met ingang van 1 januari 2027 wordt het minimumjeugdloon verhoogd conform onderstaande tabel. 

  • Leeftijd
  • 16 jaar
  • 17 jaar
  • 18 jaar
  • 19 jaar
  • 20 jaar
  • Huidig percentage
  • 34,5%
  • 39,5%
  • 50%
  • 60%
  • 80%
  • Percentage per 1 januari 2027
  • 40%
  • 50%
  • 62,5%
  • 75%
  • 87,5%

Daarnaast wordt het afwijkende minimumloon dat BBL-leerlingen ontvangen afgeschaft. Dit kan ertoe leiden dat een leer-werkplek vanaf 2027 duurder wordt. 

Vrije ruimte werkkostenregeling beperkt verhoogd in 2027

In 2027 bedraagt de vrije ruimte 2,16% over de eerste € 400.000. Dit betekent een stijging van welgeteld maximaal € 640 per jaar per inhoudingsplichtige. Voor 2026 blijven de percentages gelijk (2,0% eerste € 400.000 en 1,18% voor het restant.

Variabel nabestaandenoverbruggingspensioen

Op verzoek van de pensioenfondsen is het met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 mogelijk gemaakt het nabestaandenoverbruggingspensioen ook na de start variabel te maken bij veranderingen in levensverwachting of rendementen. 

Inhouding huisvestingskosten arbeidsmigranten

Sinds 2015 is het in beginsel niet meer toegestaan inhoudingen te doen op het minimumloon van arbeidsmigranten. Een uitzondering geldt voor kosten van huisvesting en zorgverzekeringen. Nu mag maximaal 25% van het minimumloon worden ingehouden voor huisvesting. Dit percentage wordt vanaf 2026 jaarlijks met 5% afgebouwd.

Deze aanpassing kan leiden tot hogere kosten voor arbeidsmigranten. 

Tegengaan misstanden in de uitzendsector

Voor uitleners van arbeidskrachten geldt vanaf 1 januari 2027 een toelatingsstelsel. Hiervoor moet worden voldaan aan een normenkader dat gebaseerd is op de NEN-4400-norm. De arbeidsinspectie gaat handhaven vanaf 1 januari 2028. 

Er komt een openbaar register met daarin de toegelaten uitzendbureaus. Het wordt dus vanaf 2027 van groot belang om bij het inlenen van personeel altijd het openbare register te raadplegen. Hiermee voorkom je boetes en medeaansprakelijkheid voor misstanden, zoals onderbetaling en illegale tewerkstelling.

Daarnaast wordt het voor de Belastingdienst vanaf 2027 eenvoudiger om inleners aansprakelijk te stellen voor onbetaald gebleven loonbelasting, premies en omzetbelasting. De aansprakelijkheid bedraagt in dit geval 35% van de factuursom (na aftrek van betalingen op de G-rekening).

Wijzigingen premies Arbeidsongeschiktheidsfonds en Algemeen Werkloosheidsfonds

De Aof-premie (arbeidsongeschiktheid) en de AWf-premie (werkloosheid) worden per 1 januari 2026 en 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

  • Lage Aof-premie: 2026 -/- 0,21% en 2027 -/- 0,23%
  • Hoge AOf-premie: 2026 +/+ 0,03% en 2027 +/+ 0,04%
  • AWf-premie: de geplande verhoging wordt een jaar uitgesteld

Werknemersopties voor start-ups en scale-ups

Er komt een speciale regeling voor aandelenopties die worden uitgegeven aan werknemers van start-ups en scale-ups. Een uitgebreide toelichting vind je in ons eerdere bericht: Het zoet uit de voorjaarsnota 2025: voor (werknemers van) de start-ups en scale-ups.

Vervallen loonkostenvoordeel doelgroep ouderen

Het loonkostenvoordeel voor de doelgroep ouderen is de afgelopen jaren stapsgewijs verlaagd. Per 1 januari 2026 is de regeling volledig afgeschaft. Meer achtergrondinformatie lees je in ons eerdere bericht: Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemer vervallen.

Meer informatie over Prinsjesdag 2025?

Meer informatie over de plannen die het kabinet presenteerde op Prinsjesdag? Op onze pagina Belastingplan 2026 vind je een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen uit de belastingplannen, zo weet je op tijd welke gevolgen de maatregelen hebben voor jou en je onderneming.

Belastingplan 2026

Vragen? Neem contact op.

Contact

Drs. Natasja Groenink - van der Voort
drs. Natasja Groenink - van der Voort

Belastingadviseur

+31 591 65 78 16

Renzo van der Ham 6
mr. Renzo van der Ham

Loonheffingsspecialist

+31 88 202 15 06

Marco de Weerd 1
mr. Marco de Weerd

Adviseur omzetbelasting

+31 88 202 15 65

Marc Kamermans
mr. Marc Kamermans

Belastingadviseur

+31 88 202 14 69

Deel dit artikel