Eindejaarstips 2025 voor ondernemers in de inkomstenbelasting

Het einde van het jaar is hét moment om als ondernemer te kijken hoe jij er fiscaal voor staat. Welke keuzes kun je nog in 2025 maken om optimaal gebruik te maken van aftrekposten, investeringsfaciliteiten en heffingskortingen? En hoe zorg je ervoor dat je in 2026 niet voor verrassingen komt te staan? In dit overzicht vind je praktische tips om je winstpositie, investeringen en reserveringen slim te plannen.

Eindejaarstips 2025 ondenremers in de inkomstenbelasting

1. Beoordeel de hoogte van de winst

Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over je winstpositie. Beoordeel of je winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht kom je in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om de winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op de totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Andersom kan het lucratief zijn de winst juist te verhogen als je naar verwachting dit jaar in een lager tarief valt ten opzichte van volgend jaar.  

Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door jouw adviseur.

Let op!
Houd ook rekening met een eventueel recht op toeslagen. Heb je bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat je dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kan je waarschijnlijk beter pas volgend jaar de winst verlagen. 

2. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Over de aanslag inkomstenbelasting 2025 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2026 een rente van nu nog 6,5% (de rente in 2026 is nog niet bekend). Deze belastingrente kan voorkomen worden door tijdig een voorlopige aanslag aan te vragen.  

Controleer dus of de voorlopige aanslag juist is. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Als je de voorlopige aanslag al hebt ontvangen en nog in 2025 betaalt, dat leidt dat tot een lager vermogen per 1 januari 2026 wat gunstig kan zijn voor box 3.  

Tip!
Er lopen verschillende procedures over de hoogte van de belastingrente. Krijg je dus onverhoopt te maken met belastingrente op een (voorlopige) aanslag? Dan kan je meedoen aan de massaalbezwaarprocedure hiertegen. Het is dan wel nodig om tijdig (binnen zes weken) individueel bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag, waarna vervolgens de uitkomst van de proefprocedure(s) kan worden afgewacht. Onze adviseurs kunnen hierbij helpen.   

3. Welke beloning voor meewerkende partner?

Is je partner niet bij je in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kan je hiermee fiscaal rekening houden. Je kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. Je kan echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Je partner wordt voor de arbeidsbeloning zelfstandig belast met inkomstenbelasting.

Via de arbeidsbeloning kan je voorkomen dat bij de partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan je partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk niet meer uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Alleen partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, kunnen de algemene heffingskorting nog wel uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat hun partner voldoende belasting betaalt. Door je partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan je partner zelf de heffingskortingen (deels) benutten.

Let op!
De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van jouw partner. De arbeidsbeloning wel, want jouw partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Jouw adviseur kan berekenen wat voor jou de voordeligste optie is en helpen bij de uitvoering. Een eventuele meewerkbeloning moet bijvoorbeeld schriftelijk worden vastgelegd en ook daadwerkelijk betaald worden. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig. Het is toegestaan om jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen.  

4. Optimaliseer (kleinschaligheids)investeringsaftrek (KIA)

Ondernemers hebben recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen (KIA). Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag van € 2.901 en een maximum van € 387.580 (2025). De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeer je in 2025 in totaal dus tussen € 2.901 en € 392.230 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heb je recht op de KIA.

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2025 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.900 en € 70.602 (28%). Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de KIA. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Bedrijfsmiddelen die voor 70% of meer zijn bestemd voor de verhuur, zijn ook uitgesloten.

Tip!
Zit je dit jaar qua investeringen net onder de minimumgrens van € 2.901, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen. Zit je daarentegen net boven het maximum van € 392.230, dan kan het juist lonend zijn een voorgenomen investering uit te stellen tot 2026.

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2025 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2025 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2025 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

Let op!
Investeer je in meer dan één onderneming? Dan moet per onderneming apart de KIA worden berekend. Dit pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA (€ 19.769) op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (€ 28.000).  

Let op!
Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

Heb je in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2021 en 2025) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor een gedeelte van de aftrek moet worden terugbetaald. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

Let op!
Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals bedrijfsmiddelen waarvoor VAMIL is verkregen. Heb je deze bedrijfsmiddelen nog niet in gebruik genomen, dan kan je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat in het jaar van investeren is betaald. 

5. Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heb je bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kan je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat je een vervangingsvoornemen hebt en houdt voor minimaal het bedrag van de verkoopprijs. Het vervangingsvoornemen kan je aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. De HIR blijft gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht in stand. Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boek je de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeer je niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst.

Let op!
Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over de winst een hoger belastingtarief van toepassing is.

Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag een pand in eigen gebruik niet vervangen worden door een verhuurd pand en vice versa. Het is wel toegestaan om deze HIR aan te wenden voor investeringen op bedrijfsmiddelen die in maximaal 10 jaar worden afgeschreven. 

6. Laat de HIR niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde HIR niet verlopen. Een HIR die in 2022 is gevormd, moet nog vóór 31 december 2025 benut worden. Doe je dat niet, dan valt de HIR vrij en ben je hierover belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen je moet herinvesteren:

  1. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.
  2. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook moeten de vertragende factoren aannemelijk gemaakt worden. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld. 

7. Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of een verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Een verlies in box 1 in de inkomstenbelasting kan verrekend worden met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip!
Dreigt een verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om de winst dit jaar te verhogen. Je kan bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren.  

8. Zet stakingswinst om in een lijfrente

Wordt de onderneming gestaakt in 2025? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaal je de premie in 2026, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2025, mits deze vóór 1 juli 2026 is betaald.

Let op!
Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaal je echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. In een ander arrest heeft de Hoge Raad beslist dat dit echter niet geldt voor stakingslijfrentes.  

9. Houd rekening met vermindering zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt al jaren afgebouwd. De zelfstandigenaftrek bedraagt nu nog € 2.470 en kan worden verrekend tegen een tarief van maximaal 37,48%. In 2026 wordt de zelfstandigenaftrek verder teruggebracht naar € 1.200 en kan dan worden verrekend met een tarief van maximaal 37,56%. Vanaf 2027 wordt de zelfstandigenaftrek nog verder verlaagd naar € 900. Voor starters is er een aanvullende aftrek over maximaal drie jaren van € 2.123. Deze aftrek blijft de komende jaren gehandhaafd op hetzelfde niveau.  

 Tip!
Overweeg je de overstap naar een bv, betrek dan ook de ondernemersfaciliteiten, inclusief de komende vermindering ervan, bij de beslissing. Door de voortgaande afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt de overstap naar een bv eerder interessant.  

Vragen? Neem contact op

Contact

Drs. Natasja Groenink - van der Voort
drs. Natasja Groenink - van der Voort
  • Belastingadviseur
Renzo van der Ham 6
mr. Renzo van der Ham
  • Loonheffingsspecialist
Marco de Weerd 1
mr. Marco de Weerd
  • Adviseur omzetbelasting
Marc Kamermans
mr. Marc Kamermans
  • Belastingadviseur

Deel dit artikel