Wijziging van het tarief
De vennootschapsbelasting kent twee tarieven. Tot € 245.000 betalen ondernemers in 2021 het lage tarief van 15% en daarboven het hogere tarief van 25%. De drempel waarover deze 15% wordt betaald, gaat in 2022 omhoog van € 245.000 naar € 395.000. Hierdoor zullen veel rechtspersonen minder vpb verschuldigd zijn. Het hogere tarief gaat in 2022 omhoog naar 25,8%. Het was aanvankelijk de bedoeling dat dit tarief 25% zou blijven, maar om onder andere de hogere salarissen in de zorg te bekostigen wordt dit tarief verhoogd naar 25,8%.
Verrekeningstermijnen verliesverrekening
Als je als rechtspersoon verlies hebt gemaakt, dan ben je in dat jaar geen vpb verschuldigd. Je kunt vervolgens het geleden verlies met de winst in een ander jaar verrekenen, waardoor je over dat winstjaar minder vpb verschuldigd bent. In 2021 kan een verlies uit een bepaald jaar verrekend worden met de belastbare winst uit het voorgaande jaar (carry-back) of met de winsten van de 6 volgende jaren (carry-forward). Om een verlies te mogen verrekenen, moet door de Belastingdienst een verliesbeschikking zijn afgegeven.
Met ingang van 2022 wordt de verliesverrekening aangepast. Een verlies wordt onbeperkt in de tijd voorwaarts verrekenbaar. Daarvoor geldt wel dat niet alle belastbare winst beschikbaar is om de verliezen mee te verrekenen. Voor zover de belastbare winst over een jaar meer is dan € 1 miljoen, kan slechts 50% hiervan worden gebruikt om de verliezen mee te verrekenen. De rest blijft staan voor verrekening in een later jaar.
Rekenvoorbeeld
- Verlies 2020 € 3,5 mln.
- Verlies 2021 € 2,0 mln.
- Belastbare winst 2022 € 7 mln.
- Verrekenbaar in 2022: € 1 mln. + 50% x (€ 7 mln. – € 1 mln.) = €4 mln.
- € 3,5 mln, verrekenen met 2020 en € 0,5 mln. met 2021. Voor 2021 resteert € 1,5 mln. verlies.
- Belastbaar bedrag 2022 € 7 mln. – € 4 mln. = € 3 mln.
Deze nieuwe systematiek gaat gelden voor verliezen geleden in boekjaren die starten op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met winsten in boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2022.
Wanneer aangifte doen?
Uitgaande van een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar, moet de aangifte vennootschapsbelasting vóór 1 juni van het volgende jaar worden gedaan. Er kan vijf maanden uitstel worden gevraagd. Als je via Moore MKW de aangifte doet, dan val je over het algemeen in de uitstelregeling waardoor de aangifte voor 1 mei van het jaar daarop ingediend moet zijn. Voor het boekjaar 2020 betekent dit dat de aangifte vóór 1 mei 2022 binnen moet zijn bij de Belastingdienst.
Als je de aangifte te laat indient volgt er eerst een herinnering (na het ontvangen van de herinnering kan Moore MKW nog beconuitstel aanvragen). Als je hierna nog geen aangifte indient, dan volgt een aanmaning waarbij je als belastingplichtige wordt gesommeerd om binnen tien dagen alsnog aangifte te doen. Als je hieraan geen gevolg geeft dan volgt er een boete.
Belastingrente
Let op! Als je te lang wacht met het indienen van de aangifte, bouw je veel belastingrente op. In verband met corona bedraagt in 2021 het belastingrente-tarief 4%, maar vanaf 1 januari 2022 gaat dit weer naar 8%.
De opbouw van de belastingrente start op 1 juli volgend op het belastingjaar en eindigt op de dag dat het bedrag invorderbaar is (6 weken na dagtekening bij een aanslag, 1 maand bij een navorderingsaanslag), ook als al eerder wordt betaald. Als de aanslag overeenkomstig de aangifte wordt vastgesteld, dan eindigt de termijn 19 weken na ontvangst van de aangifte.
Belastingrente voorkomen
Belastingrente kun je voorkomen door vóór 1 juni van het jaar volgend op het boekjaar, de aangifte in te dienen. Deze aangifte moet dan wel worden gevolgd. Een andere manier om belastingrente te voorkomen is het aanvragen van een voorlopige aanslag. Veel ondernemingen ontvangen aan het begin van het lopende jaar van de Belastingdienst automatisch al een voorlopige aanslag, op basis van de gegevens van vorige jaren.
Controleer goed of de opgelegde voorlopige aanslag nog wel in overeenstemming is met de winstverwachting. Als de voorlopige aanslag vóór 1 mei van het jaar volgend op het boekjaar is aangevraagd of is aangepast, en de Belastingdienst deze zonder wijzigingen overneemt dan is er geen belastingrente verschuldigd. De voorlopige aanslag kun je betalen in elf maandelijkse termijnen.
Fiscale eenheid
Heb je een moedermaatschappij (meestal de holding), en een of meer dochtermaatschappijen? Dan zijn deze in eerste instantie allemaal apart belastingplichtig voor de vpb. Als wordt voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden, dan kun je verzoeken om twee of meer bv’s aan te merken als een fiscale eenheid voor de vpb.
De resultaten van de dochtermaatschappijen worden dan toegerekend aan de moedermaatschappij, waardoor je bijvoorbeeld verliezen van de ene bv, met de winsten van een andere bv uit de fiscale eenheid, kunt verrekenen. Door het grote tariefverschil tussen het lage en het hoge vpb-tarief kan het regelmatig ook voordelig zijn om juist geen fiscale eenheid aan te gaan of een bestaande fiscale eenheid te verbreken.