Taakvervulling en positie van bestuurders en toezichthouders met een tegenstrijdig belang
In de wetswijziging is vastgelegd dat bestuurders en toezichthouders met een tegenstrijdig belang niet mogen deelnemen aan de besluitvorming over dat onderwerp. Als het voor een bestuur niet mogelijk is om zonder tegenstrijdig belang een besluit te nemen, dan regelt de nieuwe wet dat de bevoegdheid om te beslissen bij het toezichthoudend orgaan of de algemene vergadering wordt belegd.
Bij een stichting blijft de beslissing bij het stichtingsbestuur liggen, maar moet wel schriftelijk worden vastgelegd hoe de beslissing tot stand is gekomen. Net als bij bestuurders mogen ook toezichthouders niet deelnemen aan de besluitvorming waarin de toezichthouder een tegenstrijdig belang heeft.
Stemrecht
In de statuten is bepaald hoe de stemrechten zijn verdeeld, doorgaans hebben alle bestuursleden één stem. De WBTR staat meervoudig stemrecht toe, maar het is niet toegestaan dat één bestuurder de meerderheid van de stemmen heeft en daarmee de doorslag geeft in de besluitvorming.
Ontstentenis en belet
De WBTR kent de verplichting om in de statuten een regeling te hebben voor het geval er sprake is van ontstentenis en belet van bestuurders. Van ontstentenis is sprake als een bestuurder in het geheel zijn functie niet (meer) kan uitoefenen, bijvoorbeeld door ontslag of overlijden. Er ontstaat een vacature. Van belet is sprake als een bestuurder de bestuurstaak vanwege tijdelijke afwezigheid niet kan vervullen, bijvoorbeeld door langdurige ziekte of schorsing.
Deze verplichting, tot het opnemen van een regeling, geldt voor ontstentenis of belet van alle bestuurders. Zo wordt voorkomen dat het besturen van de rechtspersoon onmogelijk wordt. Naast deze verplichte regeling kan in de statuten ook een regeling over ontstentenis of belet van een deel van de bestuurders worden opgenomen. De regeling voor ontstentenis en belet geldt ook voor toezichthouders.
Aansprakelijkheid
Met de inwerkingtreding van de WBTR komt er een duidelijke en algemene regeling voor de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders bij faillissement, als onbehoorlijk bestuur/toezicht kan worden verweten en dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Er geldt een wettelijk vermoeden van onbehoorlijk bestuur als de administratieverplichtingen of de verplichtingen omtrent openbaarmaking niet zijn nageleefd, dan wel een misleidende stand van zaken wordt gerapporteerd in de financiële verslaggeving.
Dit bewijsvermoeden geldt niet voor de niet-commerciële stichting en vereniging nu zij voor het overgrote deel op vrijwilligers steunen. Wel komt voor de bestuurders en toezichthouders van de niet-commerciële stichting en verenging een algemene aansprakelijkheid te gelden. Zorgvuldigheid is daarom van groot belang.
De rol van de toezichthouder
Ook voor toezichthouders gelden de nieuwe bepalingen over de aansprakelijkheid. Door de invoering van de WBTR wordt de rol van de toezichthouders van stichtingen en verenigingen strakker geregeld. De toezichthouder krijgt een eigen taakomschrijving en moet zich bij het uitoefenen van de toezichthoudende taak richten op het belang van de rechtspersoon.
Gelet op het scherpe onderscheid dat de WBTR maakt in bestuurs- en toezichthouderstaken, is het voor organisaties die dit onderscheid minder strak maken, bijvoorbeeld door het naast elkaar laten fungeren van een dagelijks en algemeen bestuur, aan te bevelen om voldoende duidelijkheid te krijgen over ieders rol in de organisatie.
Directe maatregelen zijn op grond van de WBTR niet verplicht, maar moeten in de eerstvolgende statutenwijziging wel worden meegenomen. Het is goed na te gaan wat dit betekent voor jouw organisatie.
Wat betekent dit voor jouw praktijk?
- Hoewel een directe statutenwijziging niet noodzakelijk is moeten de interne procedures, bijvoorbeeld over tegenstrijdig belang, wel duidelijk zijn vastgelegd. Dit kan bijvoorbeeld in het bestuurs- en commissarissenreglement;
- De statuten moeten uiterlijk 1 juli 2026 (of bij een eerdere wijziging) worden aangepast als op dit moment één bestuurder of toezichthouder een doorslaggevende stem kan uitbrengen;
- Bij de eerstvolgende statutenwijziging moet een regeling omtrent ontstentenis en belet worden opgenomen;
- Met ingang van 1 juli 2021 wijzigt de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders.